Foto Delphine Hesters en Saddie Choua
Interview
19 juni, 2019

‘Wil je dan geen financiële zekerheid voor je kinderen?’

 

Delphine Hesters en Saddie Choua over vrouwen in de kunst

 

Delphine Hesters is socioloog van opleiding en hoofd Podiumkunsten bij Kunstenpunt, het steunpunt voor kunsten in Vlaanderen. Saddie Choua is ook socioloog van opleiding, maar koos voor een artistiek beroepsleven: ze is videokunstenaar en schrijfster. Momenteel werkt ze onder meer aan een project rond Louis Paul Boon.
Ik ben zelf danser en choreograaf van beroep, en mocht als een van de eerste kunstenaars de wetenschappers van de Jonge Academie vervoegen. Ik laat me graag door wetenschap inspireren voor mijn choreografieën, maar vandaag wil ik het expliciet over de kunsten hebben, en dan in het bijzonder over vrouwen in de kunsten. Want er is, helaas, geen reden om aan te nemen dat vrouwen in de kunsten minder emancipatiewerk voor de boeg zouden hebben dan in de wetenschap.

 

Vrouwen krijgen minder ondersteuning en hebben vaak een kleiner netwerk.

Saddie Choua

DELPHINE, JIJ WERKT ALS ONDERZOEKER, BINNEN DE KUNSTEN, O.A. OVER GENDER. WAT ZIJN JOUW VASTSTELLINGEN VANUIT HET ONDERZOEK?

Hesters: Gender is in eerste instantie een persoonlijke interesse die stap voor stap gegroeid is, onder andere in de tijd dat ik nog aan de universiteit van Leuven werkte. Intussen zit ik onder meer in het bestuur van Rosa vzw, kenniscentrum voor feminisme en vrouwengelijkheid.
Vanuit Kunstenpunt willen we helpen met het blootleggen van genderongelijkheid en het zoeken naar oplossingen in het praktijkveld. In de sector groeit de aandacht voor het thema, met ook een grote focus op het bestrijden van seksisme en grensoverschrijdend gedrag. Kunstenpunt heeft recent onderzoek verricht naar gender op het niveau van de directies in het kunstenveld.
Daaruit bleek dat een derde van de leden van deze directies vrouw is, en twee derde man. Dat lijkt redelijk, maar wanneer je de concrete functies in kaart brengt, blijkt het gebrek aan evenwicht veel groter: binnen die directies worden de ‘topfuncties’ (algemene en artistieke leiding) namelijk vooral door mannen ingenomen. In de zakelijke leiding neemt het aantal vrouwen dan weer toe. Zo vervalt de kunstensector in een stereotiep rollenpatroon: de zakelijke leiding “faciliteert” in de kunsten immers de artistieke leiding.’ 
‘Wanneer we de gegevens vervolgens koppelen aan het bedrag van de subsidie dat die organisatie krijgt, is het resultaat nog frappanter: hoe groter de organisatie, hoe minder vrouwen op het hoogste niveau. De algemene leiding van de zogenaamde ‘Grote Kunstinstellingen’ (een groep van zeven organisaties met een bijzonder statuut en grosso modo de hoogste subsidies) werd nog maar twee keer door een vrouw waargenomen. Wat mij opvalt is dat beide vrouwen als manager aangetrokken zijn vanuit andere sectoren. Zij waren dus niet eens doorgegroeid binnen het kunstlandschap zelf...’

GELDT DAT ONEVENWICHT OOK VOOR DE KUNSTENAARS?

Hesters: ‘De UGent heeft enkele jaren geleden in opdracht van onder andere Kunstenpunt een grootschalige enquête uitgevoerd: Loont Passie? Daaruit bleek dat muziek en film heel mannelijke sectoren zijn (meer dan 70 procent mannen), terwijl de andere disciplines veel gemengder zijn (en veelal de gelijkheid benaderen). Maar wanneer we kijken naar leeftijd, zien we wel dat vrouwen systematisch uitvallen. In de kunstopleidingen zien we meer vrouwen dan mannen, maar in de overgang naar het beroepsleven kantelt dat: vooral mannen stromen door naar een professionele carrière. Uit die studie is bovendien gebleken dat vrouwen beduidend minder verdienen dan mannen, in sommige leeftijdsgroepen van bepaalde disciplines zelfs tot de helft minder.’
‘Niet alleen in de uitoefening van de kunsten, maar ook in de subsidies die kunstenaars (kunnen) krijgen, zitten discrepanties. Het Vlaams Fonds voor de Letteren, bijvoorbeeld, ontvangt minder aanvragen van vrouwen dan van mannen, en de dossiers van vrouwen worden dan ook nog eens minder vaak positief beoordeeld.’ 
‘Uit een studie over de Beurzen en Projecten van het Kunstendecreet bleek er evenwel geen verschil tussen mannen en vrouwen te zijn, maar in dat geval gaat het over aanvragen voor relatief kleine bedragen. Als je de werkingssubsidies aan kunstenaars met een eigen structuur (gezelschap, ensemble, collectief) mee in rekening neemt, blijken dan toch weer vooral mannelijke kunstenaars de grotere bedragen binnen te halen.’

Choua (valt knikkend in): ‘Ter gelegenheid van het filmfestival Elles Tournent-Dames Draaien werd een studie uitgevoerd over mannen en vrouw die subsidies krijgen van het Vlaams Audiovisueel Fonds of van de Franstalige tegenhanger. Daaruit bleken exact dezelfde tendensen. We leerden eruit dat vrouwen gemiddeld kleinere bedragen aanvragen en zichzelf een lager loon uitbetalen. Vrouwen krijgen minder ondersteuning en hebben vaak een kleiner netwerk, waardoor ze eerder een beurs aanvragen dan een project of een structureel dossier.’


SADDIE, OP WELKE MANIER ZIT GENDER VERVAT IN JOUW WERK ALS KUNSTENAAR?

Choua: ‘Ik maakte een aantal werken specifiek rond gender, zoals nu het project rond Louis Paul Boon waarbij ik naaktfoto’s verzamel van mannen waar stereotype beschrijvingen aan toegevoegd zijn. Ik vind het een belangrijk thema om te integreren in mijn praktijk. Als kunstenaar werk ik rond beeldvorming en ga ik op zoek naar beelden van “de ander”. Dat kunnen verschillende groepen zijn, zoals migranten en vluchtelingen, maar ook vrouwen. Het is mij daarbij te doen om diegene die niet de macht heeft en dus ook geen controle over zijn of haar eigen beelden. Vanuit de optiek van machtsrelaties breng ik niet alleen persoonlijke verhalen, maar ook een politiek verhaal. Ik wil niet alleen een spiegel voorhouden, maar ook achter de spiegel kijken en tonen wat we kunnen doen om de ongelijkheid weg te werken.’


EN ZIE JE DAT OOK IN JE EIGEN BESTAAN EN WERK ALS KUNSTENARES?

Choua: ‘Ik probeer te ontsnappen aan de typische thema’s waarmee men mij associeert, omwille van de dubbele stempel die ik draag: vrouw én allochtoon. Het wordt van mij ‘verwacht’ daarrond iets te maken. Ik word gevraagd om deel te nemen aan groepstentoonstellingen met andere vrouwen of allochtonen, terwijl ik eigenlijk zou willen dat vrouwelijke en allochtone kunstenaars ook los van deze thema’s worden gezien, solotentoonstellingen krijgen en projecten rond artistieke thema’s mogen maken.’ 
Uit een eigen onderzoek bleek zelfs dat de makers van allochtone afkomst vooral subsidies ontvingen voor projecten over taboes in de eigen gemeenschap. Toen ik een film maakte over mijn familie verwachtte men Marokkaanse muziek, terwijl ik daar net niet voor wou kiezen. Waarom zou ik ook? Zo worden we ongewild neergezet in een moeilijke situatie. Als ik niet kies voor de vrouwelijke thema’s die van mij verwacht worden, dan zegt het publiek: “Waarom greep je de kans niet aandacht te vragen voor de gelijkheid van vrouwen?” En wanneer ik er toch eens bewust voor kies om rond een ‘vrouwelijk’ thema te werken, dan haalt het publiek verveeld de schouders op met een houding van “daar is ze weer”. En een tussenweg is er niet.’

Hesters: ‘Die uitdrukking ‘vrouwelijk thema’ is op zich al problematisch. Er zijn heel wat thema’s die bij vrouwen door het publiek en de recensenten ‘vrouwelijk’ worden genoemd, terwijl diezelfde thema’s bij mannen dan ‘universele thema’s’ heten te zijn.’

De grote opdracht is om stereotypes weer af te leren

Delphine Hesters

ERVAREN JULLIE VAAK ONBEWUSTE VOOROORDELEN, OMDAT JULLIE VROUW ZIJN, IN JULLIE PERSOONLIJKE OF PROFESSIONELE OMGEVING? 

Hesters: ‘Ik vind het belangrijk om me bewust te zijn van de mechanismes van stereotypering, en me er bovendien van bewust te zijn dat ik daar zelf ook niet vrij van ben. We zijn allemaal opgevoegd met bepaalde stereotypes – over mannen en vrouwen, en net zo goed over bepaalde etnische groepen - en de grote opdracht is om die weer af te leren. Dat is een zaak van dagelijks bijschaven. De impact van stereotypes die ook bij vrouwen zelf ingebakken zijn, is niet te onderschatten, en een van de redenen dat het erg lang duurt om de gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bereiken.’ 
‘Om je een voorbeeld te geven over mijn eigen stereotiep gedrag: ik ga veel gemakkelijker de telefoon nemen om een vrouwelijke directeur te bellen met een vraag of uitnodiging dan om diezelfde vraag aan een mannelijke directeur te stellen, ook al ken ik beiden persoonlijk.’
 
‘Naast de algemene genderstereotypes, waardoor bijvoorbeeld vrouwen meer thuis blijven voor de kinderen en meer deeltijds gaan werken, zien we er ook een aantal die specifiek zijn voor de kunstensector. Het hele idee van ‘het mannelijke genie’, bijvoorbeeld, gaat al de hele kunstgeschiedenis mee. De kunstenaar’, de schepper, is toch in de eerste plaats een man. De vrouw is de muze. In de muziek zijn er ook bepaalde instrumenten of stijlen die erg gendergebonden zijn, wat de muziekcarrière van vrouwen al vanaf de opleiding erg beïnvloedt. Zo zouden de typische jazz-instrumenten en ook improvisatie ‘mannelijk’ zijn. Dwarsfluit is dan weer een instrument ‘voor meisjes’.
Andere stereotypen hebben te maken met ondernemerschap. De meeste kunstenaars zijn vandaag freelancer; ze werken op een projectmatige manier. Daardoor moeten ze heel ondernemend zijn. Voor jezelf opkomen, jezelf verkopen, durven naar mensen toestappen… dat zijn kwaliteiten die bij de opvoeding typisch meer aan jongens worden meegegeven dan aan meisjes.’
‘Ook eigen aan het kunstenveld is het vele avond- en weekendwerk. We leven in een samenleving waarin vrouwen nog steeds geacht worden het grootste aandeel van het huishouden en de opvoeding van de kinderen op zich te nemen. Wanneer een vrouw kiest voor een erg belastende job, zoals kunstenaar zijn er een is, krijgt zij al snel het verwijt dat ze haar carrière laat primeren op de zorg voor haar kinderen.’ 

Choua: ‘Toen ik mijn universitaire carrière wou opgeven voor de kunst kreeg ik tal van negatieve reacties: waarom zou ik mijn financiële zekerheid opgeven? En wat met de verantwoordelijkheid naar mijn kind? Niemand wees op de verantwoordelijkheid en de financiële zekerheid van de vader…’ 
‘Als kunstenaar ervaar ik ook dat ik minder au sérieux wordt genomen dan mijn mannelijke collega’s. Men gaat ervan uit dat ik minder sterk ben op technisch vlak of men geeft mij minder goed materiaal. Vrouwen die daarover moeilijk doen, krijgen al snel de stempel arrogant te zijn, terwijl diezelfde reactie bij mannen ‘eigen aan het genie’ of ‘het gevolg van perfectionisme’ wordt genoemd. Mannen worden gestimuleerd om meer risico te nemen, meisjes moeten voorzichtiger zijn. Mannen mogen altijd de grote veranderingen doorvoeren, terwijl de motor voor die verandering meestal een vrouw is, die de verandering zelf evenwel niet mag doorvoeren met drogredenen zoals dat het ondoordacht of technisch niet goed zou zijn.’

MAAR SPEELT BIJ JOU NIET OOK EEN DUBBELE DIVERSITEIT, ALS IK DAT ZO MAG NOEMEN?

Choua: ‘Ik ervaar inderdaad niet alleen dat je als vrouw minder gemakkelijk kunt doorgroeien, maar moet daarnaast ook mijn weg zoeken door het feit dat ik van Marokkaanse origine ben. Ik zie er erg wit uit, en ik merk daardoor in praktijk zeer goed wat de stempel van een andere achtergrond doet: ik krijg bijvoorbeeld gemakkelijker hulp wanneer ik ter plekke ga en oog in oog met iemand sta, dan wanneer ik telefonisch contact opneem en me voorstel als Saddie Choua.’
‘Zelfs bij een subsidieaanvraag werd ik op mijn achtergrond gewezen. Ik heb een project met als titel “Pussy Riot Guide to Feminism”. Dit project gaat over het feministisch kunstencollectief dat Pussy Riot is en hoe dit verstoord werd in de berichtgeving. De deelnemers van Pussy Riot werden heel erg geseksualiseerd en beoordeeld over hun vrouw-zijn, waardoor de eigenlijke feministische boodschap verloren ging. Toen ik hier subsidies voor aanvroeg, vroegen de beoordelaars mij, alsof dat een logische vraag was, of ik niet beter iets zou doen rond Boko Haram. Onvoorstelbaar.’

‘Ik krijg voortdurend te maken met dat soort vooroordelen. Het vergt kostbare tijd en energie om hier tegenin te gaan. Het is moeilijk om verandering te brengen, omdat de sluiswachters - vaak mannen - niet genoeg geïnformeerd zijn, of zelf geen voeling hebben met de problematiek.’

SOMMIGEN ZOUDEN STELLEN DAT QUOTA DAAR DE OPLOSSING VOOR ZIJN.

Hesters: ‘Quota, “niemand houdt ervan, maar ze werken wel”. In de kunstensector is het moeilijk om die op te leggen op het niveau van de directies aangezien het veld bestaat uit relatief kleine privé-initiatieven waarin alles ook nog eens erg netwerk-afhankelijk is. Bij de besturen zouden quota wel kunnen. Daar heeft de Vlaamse overheid nu al richtlijnen voor ‘good cultural governance’. Wat nog een verschil zou kunnen maken, is als organisaties bepaalde selectieprocessen, bijvoorbeeld bij aanwervingen, meer zouden formaliseren, zodat we op die cruciale momenten wel bewuster kunnen omgaan met de impliciete mechanismen.’

Choua: ‘Er is ook een valkuil: omwille van mijn vrouw-zijn en mijn afkomst word ik vaak gevraagd om te zetelen in tal van commissies. In al deze groepen moet ik eigenlijk ‘de vrouw’ of ‘de Marokkaan’ zijn. Ik vind het wel belangrijk om hieraan mee te werken en het is een goede zaak dat er nagedacht wordt over evenwicht, maar ik raak er zelf door overwerkt en heb amper tijd voor mijn eigen werk. Bovendien krijg je weinig erkenning voor je deelname aan dergelijke raden en is het vaak onbetaald.’
‘Eigenlijk moeten vooral vrouwen meer kiezen voor vrouwen. Ik probeer dat in mijn praktijk bewust te doen. In mijn werk probeer ik bijvoorbeeld vaker te verwijzen naar vrouwen dan naar mannen. Dat vraagt wel wat extra moeite, maar het zorgt voor een sterkere aanwezigheid van vrouwen.’

Hesters: ‘Ik heb ook een netwerkje van vrouwen uit kunstenorganisaties. Samen gaan we regelmatig aan tafel zitten om het te hebben over belangrijke thema’s in de sector of over de eigen werksituatie. Het geeft referentiepunten om je heen die inspirerend kunnen zijn. Maar dit blijven wel oplossingen van vrouwen voor vrouwen. Ik ben benieuwd wat de mannen willen doen...’

Foto Delphine en Saddie