Stockfoto die lijkt op schepping van Adam met dollar briefje
Opiniestuk
25 oktober, 2023

Opinie: Kunst=Werk

 

Voor de zomerreeks "De Doordenkers van Knack.be: Loon naar Werken" schreef JA-lid Annelies Van Assche opiniestukken over de financiële waardering van kunstenaars. Zij bestudeert de relaties tussen arbeid en esthetiek in de hedendaagse dans aan de UGent.

‘Wat Stromae ons leert over de eerlijke verloning van kunstenaars’

Het is maart 2022. Het team rond Stromae draaide op vijf winterse dagen in het Brusselse Jubelpark een overweldigende videoclip voor zijn single ‘Fils de Joie’

Overweldigend, want de kijker wordt getuige van een begrafenisceremonie zoals alleen de rich and famous er één krijgen. In dit narratief gaat het om een naamloze sekswerkster die tevens moeder is. Honderden figureren onder de triomfboog in het park. Ze kregen een dagvergoeding van 60 euro. Het productiehuis Abyssal engageerde tevens een indrukwekkend aantal professionele dansers. Eén daarvan vertelde nadien aan de RTBF dat ze slechts 150 euro kreeg voor vijf volle werkdagen op locatie, omgerekend dus slechts de helft van een figurantenvergoeding. 

De erkenning die Stromae toeschrijft in zijn song aan het beroep van sekswerker werd na de lancering van de clip al meteen tenietgedaan door de miskenning ten aanzien van het werk van de beroepsdansers uit de clip. Alors on danse… op een heel slap koord dus.

Nog al te vaak wordt het werk van kunstenaars niet financieel erkend als ware arbeid.

De Landschapstekening Kunsten van 2019 toont trends en ontwikkelingen in het hedendaagse kunstenveld van Vlaanderen en Brussel. Daarin wordt ‘werken in de kunsten’ uitvoerig besproken, met de sociaal-economische positie van de kunstenaar als eerste aandachtspunt. 

Zo wordt het samengevat: ‘De lage totale inkomsten van kunstenaars zijn gedeeltelijk terug te voeren op het niet correct vergoeden van het werk dat ze binnen de kunsten doen.’ Kunstenaars worden structureel onderbetaald. Dat betekent eigenlijk: niet al hun werk wordt financieel erkend als ware arbeid. 

Onderzoek zoals dat van economen als Hans Abbing, David Throsby en Anita Zednik toont eveneens aan dat de financiële verloningen van kunstenaars lager liggen dan andere beroepen die een gelijkaardig niveau van menselijk kapitaal vereisen. 

Het onderwerp op zich biedt stof genoeg om onder de loep te nemen, ware het niet dat de reacties op de onthullingen van de beroepsdanseres uit de videoclip nog veelzeggender waren over een bredere tendens in onze maatschappij: dans – en het kunstenaarschap in het algemeen – is in vele ogen blijkbaar geen echt beroep. Antwerps schepen voor Cultuur Nabilla Ait Daoud (N-VA) sprak een half jaar later die woorden zelf uit: ‘Als jonge kunstenaar zou ik werken voor mijn centen, zoals iedereen.’ Met die uitspraak reageerde ze op de dagenlange protesten die in Antwerpen plaatsvonden tegen het schrappen van de projectsubsidies voor kunstenaars. 

In de lezerscommentaren op dergelijk ‘nieuws’ wordt telkens de schuld in de schoenen van de kunstenaar zelf geschoven. Die had maar niet zo naïef moeten zijn, zo onachtzaam om onderbetaalde jobs aan te nemen en zo argeloos om te geloven dat je van de kunst ook je kost kan verdienen.

Culturele entrepreneurs

De recente Vlaamse studie Loont Passie?  die uitgevoerd werd door de Universiteit Gent bevestigt wat de Nederlandse econoom Hans Abbing in zijn boek Why Are Artists Poor? begin deze eeuw reeds vaststelde: kunstenaars zijn slecht ingelicht. Nieuwkomers zijn zich vaak niet bewust van de precaire sociaal-economische positie van professionele kunstenaars, ofwel omdat ze niet zijn voorbereid en geïnformeerd werden binnen hun opleidingen, ofwel omdat de oudere generatie daar zich niet zo over uitspreekt (en laat hen nu net vaak hun docenten en mentoren zijn). 

Zo stelt de studie dat niet alleen vorige generaties van kunstenaars, maar ook de meer recent afgestudeerde of net gestarte kunstenaars de gebrekkige kennis van de zakelijke aspecten bij de aanvang van de loopbaan hekelen. Verschillende kunstenaars gaven daarin wel aan dat er op dat vlak wel enige verbetering heeft plaatsgevonden in de opleidingen, maar ervaren alsnog gebrekkige aandacht voor de zakelijke kant in het kunstonderwijs. Over dit thema organiseert de Jonge Academie, een interdisciplinaire en interuniversitaire ontmoetingsplaats van jonge wetenschappers en kunstenaar-onderzoekers, overigens een reeks debatten in het Antwerpse Havenhuis onder de noemer ArtWork.

Zonder eerlijke verloning zullen er meer en meer kunstenaars uitvallen.

Uiteindelijk zijn kunstenaars vaak culturele entrepreneurs die veel andere taken op zich nemen, zoals personeelszaken, financieel management en productie. De economie van de kunsten is een omgekeerde economische wereld, waarin kunstenaars geld zoeken om te kunnen werken en niet omgekeerd. Geld is een middel, geen doel. 

We zijn er ons allemaal van bewust dat een kunstenaar dit pad niet kiest om rijk van te worden. Het zou me verbazen dat sociale werkers of zorgverleners hun carrière kozen omwille van de aanlokkelijke arbeidsvoorwaarden en werkomstandigheden.  

Zo ook doen kunstenaars het niet voor het geld, ze doen het vanuit de drang om de samenleving te verrijken en te verdiepen. Het kunstenaarschap is daarom toch niet minder een beroep dan een ander? De meesten onder hen volgden immers een opleiding (of vaak zelfs verschillende) in het hoger onderwijs. Het is een hoogopgeleide groep die vaak multidisciplinair werkt en met veel enthousiasme en passie in het beroep staat. Het hoge opleidingsniveau wijst deels op het professionalisme binnen de sector. En dat toont op zijn beurt aan dat de maatschappij het beroep waardevol vindt en steunt. Al het werk dat kunstenaars verrichten, zichtbaar of minder zichtbaar, verdient zodoende een eerlijke verloning. Doen we dat niet, dan zullen er meer en meer kunstenaars uitvallen. 

En als dat gebeurt, dan keren we terug naar een lockdownscenario en verdwijnt geleidelijk het gevoel dat ons leven écht wordt geleefd. Want een leven zonder kunst? Nee, dank u. 

‘Laat de kunstensector zich onbewust uitbuiten door de neoliberale ideologie?’

Hechten we als samenleving geen waarde aan kunst en cultuur? Een onlangs gepubliceerde studie van de Britse sociologen Orian Brook, Dave O’Brien en Mark Taylor onder de titel Culture is Bad for You stelt ons, in tegenstelling tot wat hun titel doet vermoeden, gerust dat cultuur nog steeds iets goeds en zelfs gezondheidsbevorderends is. 

Er is namelijk veel onderzoek gedaan naar de vele voordelen van kunst en cultuur voor het welzijn en de welvaart van zowel mensen als de economie. Echter, op basis van empirisch onderzoek in het Verenigd Koninkrijk toont hun boek aan hoe de culturele sector zelf een gebrek aan diversiteit heeft, vaak op de rand van een burn-out staat en veel te hoog gekwalificeerd is voor de lage verloning die ze kent.

Binnen het kunstenveld bestaat de wil tot verandering.

Misschien moeten we dat laatste even omkeren: creatieve en culturele werkers zijn niet overgekwalificeerd voor hun job, maar hun banen worden onderbetaald in vergelijking met andere banen waarvoor een vergelijkbaar opleidingsniveau vereist is. 

Dat bevestigt ook de recente Loont Passie?-studie rond die thematiek in de Vlaamse kunst- en cultuursector: ‘In vergelijking met de Vlaamse bevolking verdient de creatieve professional ondanks zijn hogere opleidingsniveau beduidend minder dan de gemiddelde Vlaming. Daarnaast is het belangrijk om in het achterhoofd te houden dat het aandeel van inkomsten uit creatief werk in het totale inkomen relatief laag ligt. Met uitzondering van architecten bouwen creatieve professionals vooral inkomsten op uit andere jobs of aanliggende activiteiten, al dan niet binnen de sector.’

Daarenboven zit er in de structurele onderbetaling van de kunst- en cultuursector ook een ongelijkheidsprobleem verstrengeld. Jongere kunstenaars die niet kunnen terugvallen op een safety net, zoals bijvoorbeeld welgestelde familieleden die financiële steun bieden, stromen noodgedwongen uit omdat ze de periodes zonder inkomen niet kunnen overbruggen. Dat is de vicieuze cirkel die ook diversiteit in de weg staat en van kunst een elitaire bezigheid dreigt te maken. Daarom is cultuur slecht voor ‘ons’, zijnde allen die erin werken. 

Loont Passie? toonde binnen de Vlaamse context in 2016 al dat de tevredenheid omtrent aspecten zoals verloning en werkzekerheid — de zogenaamde extrinsieke jobkenmerken  — binnen alle kunstdisciplines heel wat minder is dan de tevredenheid over de intrinsieke aspecten. In 2022 is de extrinsieke tevredenheid gestegen, wat de onderzoekers toeschrijven aan het hoger aandeel gevestigde creatieve professionals in die recente bevraging. De podiumkunstenaars en beeldend kunstenaars zijn wel beduidend minder tevreden over hun toekomstperspectieven, wat deels te wijten zal zijn aan de covid-19-pandemie. 

Wat vooral opvalt: beroepskunstenaars blijken zeer tevreden te zijn met de waardering die ze krijgen van het publiek (en dan al zeker binnen de podiumkunsten), maar slechts een minderheid blijkt tevens tevreden met de waardering die ze krijgen voor hun werk vanuit de bredere samenleving. Bovendien moet bij de bestaande onderzoeken rond deze thematiek opgemerkt worden dat ze doorgaans enkel personen bevragen die op het moment van de bevraging professioneel kunstenaar waren. De grootste ontevredenheid werd daardoor wellicht niet eens in de datasets opgenomen, omdat deze personen mogelijk het professioneel kunstenaarschap reeds verlaten hebben net omwille daarvan. Tegelijkertijd zijn natuurlijk zeer druk bezette en erg tevreden kunstenaars niet altijd geneigd om dergelijke bevraging in te vullen. 

Juist is juist

Laten we het even enkel over de podiumkunsten hebben. In Vlaanderen en Brussel wordt het beroep van podiumkunstenaar weliswaar gerespecteerd als een volwaardig beroep in de zin dat er een Collectieve Arbeidsovereenkomst bestaat voor de podiumkunsten waarbinnen minimumloonschalen gehanteerd worden, ook bij korte contracten. Bovendien voorziet de Belgische sociale zekerheid een kunstwerkattest dat autonome podiumkunstenaars toelaat binnen het werknemersstatuut te opereren, waardoor zij die toegang krijgen tot deze uitzonderlijke regel, minder in de precariteit verzeild geraken.

Misschien ligt de onderbetaling ook deels bij onszelf?

De voorwaarden blijven echter soms onhaalbaar voor vele starters. De structurele onderbetaling suggereert dus dat deze macro-economische erkenning zich nog onvoldoende vertaalt in behoorlijke arbeidsvoorwaarden. Ook op het mesoniveau van de kunstinstellingen weerklinkt een duidelijke erkenning van het werk in de kunsten: de handtekeningen van talrijke instellingen en individuen uit het veld op de verschillende fair practices codes, zoals die van Engagement, bevestigen dit. 

Toch, vaak blijft ze te theoretisch en wordt ze niet genoeg in de praktijk gebracht. Verschillende organisaties pakten daarom uit met de website www.juistisjuist.be, waarop allerlei tips voor de zogenaamde fairpractices in de kunstensector terug te vinden zijn voor alle betrokken partijen. 

Fairpractices is zo’n parapluterm die de vele dimensies van ‘juist werken’ omvat: niet alleen een eerlijke verloning, maar ook kwesties zoals transparantie, grensoverschrijding, uitbuiting en goed samenwerken komen erin aan bod. Gratis advies kunnen alle spelers in de kunstensector ook gaan vragen bij Cultuurloket. Daarnaast houden Kunstenpunt, het Sociaal Fonds voor Podiumkunsten of de Cultuurvakbond tevens geregeld gratis workshops voor alle partijen in een werkrelatie. Die dienstverlening gebeurt echter nog te weinig in de internationale taal van de kunsten, het Engels, waardoor ze dus niet de vele internationale kunstenaars bereiken die elk jaar instromen in onze prestigieuze Vlaamse opleidingen. Binnen het kunstenveld is er dus op meso- en macroniveau zeker de wil tot verandering, maar misschien ligt de onderbetaling ook deels bij onszelf? 

Laten we ons op microniveau misschien onbewust uitbuiten door de neoliberale ideologie die ons telkens opnieuw aanstuurt méér te doen? Voor minder zekerheid, maar in ruil voor autonomie

Zelfprecarisering, immaterieel inkomen en de bohemien-werkethiek

In Europa hoppen autonome kunstenaars meestal van het ene project naar het andere. Ze jongleren met tijdelijke contracten aangevuld met onbetaalde arbeid. Verschillende cultuursociologen toonden reeds aan dat voor autonome kunstenaars en creatieve professionals de kans groot is om voor een langere periode in een situatie van precariteit terecht te komen. 

Dit is ook gebleken uit mijn eigen doctoraatsonderzoek bij hedendaagse dansmakers. Podiumkunstenaars in het bijzonder voldoen aan de omschrijving van projectwerkers die Luc Boltanski en Ève Chiapello voor ons uistippelden onder de noemer van “de nieuwe geest van het kapitalisme”: hun navigatie tussen projecten berust op sociale netwerken en persoonlijke artistieke aspiraties. Kunstenaars en creatieve professionals hechten veel waarde aan de relatief autonome levensstijl die freelance werken, of projectarbeid, met zich meebrengt. Daardoor zijn ze (minstens gedeeltelijk) bereid om een onzeker maar creatief leven te leiden.

Velen onder ons doen het niet voor het geld, maar dat neemt niet weg dat we allemaal een loon naar werken verdienen.

Een tekort aan materiële vergoedingen uit het kunstenaarschap wordt gecompenseerd met andere valuta: zo blijkt ook uit de Loont Passie?-bevraging van kunstenaars in Vlaanderen dat de tevredenheid over de intrinsieke, inhoudelijke aspecten van het beroep bijzonder groot is terwijl ze heel wat minder tevreden zijn over de extrinsieke jobkenmerken, zoals verloning en werkzekerheid. Dat wijst in feite op een tendens van zelfprecarisering: een zekere bereidheid om materiële vergoedingen op te offeren in ruil voor — en gedreven door — een veelzijdig immaterieel inkomen. Dat bestaat onder meer uit de voordelen die een relatief autonoom leven gewijd aan artistieke preoccupaties met zich meebrengen, zoals artistiek plezier, levenslang leren en zelfontplooiing.

Zelfprecarisering is niet nieuw, maar het fenomeen wordt intussen al enkele decennia gedocumenteerd door onderzoekers die creative beroepen in de neoliberale context bestuderen, zoals Angela McRobbie, Isabel Lorey of Rudi Laermans. 

In de 21ste eeuw heerst er onder kunstenaars een bohemien-werkethiek. Dat is een habitus, een attitude die de meeste projectmatige werkers aannemen, in het bijzonder kunstenaars en andere spelers in de creatieve en culturele sector, waarbij ze de neiging hebben om te ageren op het snijvlak van werk, leven en kunst. Het is zeker geen volledige afwijzing van elk economisch gedreven gedrag, maar een verdragen van de werkomstandigheden uit een sterk geloof in de eigen autonomie en de waarde van zelfverwezenlijking.

Tegelijk heerst er onder kunstenaars het besef dat zelfpromotie, multiple jobholding, en zelfmanagement noodzakelijke bezigheden zijn om te overleven als beroepskunstenaar. Hoewel ze nu gepaard gaan met een slopende arbeidsethos, zijn de waarden en motieven om kunst te maken in de hedendaagse neoliberale tijd immers dezelfde gebleven als in het negentiende-eeuwse bohemianism: artistiek plezier, autonomie, levenslang leren, een relatief vrije werkomgeving, kansen op zelfontplooiing en zelfrealisatie, enzovoort. 

Dat verlangen om te groeien en zichzelf uit te drukken lijkt dus aan de basis te liggen van de bereidheid om on(der)betaald te werken: de verschillende onderzoeken van de genoemde sociologen tonen aan dat kunstenaars graag samen aan een project werken ook al zijn ze on(der)betaald, omdat ze het potentieel willen verkennen van een samenwerking die immaterieel inkomen belooft op te leveren. 

De arbeidssociologen Bogdan Costea, Kostas Amiridis en Norman Crump benadrukken in hun studie naar employability en zelfverwezenlijking dat er in feite groot gevaar schuilt in het gegeven dat werk wordt gezien als de plaats voor het verwezenlijken van iemands potentieel: als elk individu zichzelf zou moeten zien als altijd in staat tot meer, dan is men voorbestemd om deel te nemen aan “een tragische zelfzoekende reis die altijd verbonden is met een dreigend vooruitzicht van het niet voldoen aan dergelijke verwachtingen”. 

In zijn scherpe analyse van de neoliberale psychopolitiek en de hedendaagse crisis van de vrijheid onderstreept Byung-Chul Han ook de onderdrukkende effecten van een werkregime dat gericht is op de verwezenlijking van het potentieel van een individu in plaats van op de evaluatie van welomschreven taken. Het neoliberale gevoel van ontoereikendheid, dat in feite de keerzijde is van het constante verwezenlijken van iemand’s potentieel, achtervolgt de ondernemersgeest voortdurend. Zo geeft de neoliberalisering van de samenleving ons het gevoel dat we niet genoeg doen, en dat we daar zelf verantwoordelijk voor zijn. 

De druk onder kunstenaars om hun productiviteit en potentieel te optimaliseren is zelfs zo hoog dat het bijbehorende gevoel van ontoereikendheid uiteindelijk kan leiden tot burnout en depressie (zo omschreef Bieke Purnelle in 2017 de burnout al als kwaal van de sector in haar artikel in Rekto:Verso). Als autonome kunstenaar is het echter soms lastig je psychische gezondheidssituatie te erkennen, want je hebt technisch gezien pas een burnout als de dokter je voorschrijft om niet naar je werk te gaan.

Het gevoel van ontoereikendheid in de bohemien-werkethiek hangt ook samen met het gebrek aan carrièrevooruitgang en vooruitzichten. Pas na enkele jaren in de onzekere arbeidsmarkt van de kunstwereld, begint men de negatieve kanten op te merken, zoals de moeilijkheid om geld te sparen en een vaste relatie te onderhouden. Als de negatieve kanten zich in de loop van de tijd opstapelen en niet (meer) gecompenseerd worden door immaterieel inkomen en erkenning, weegt het slechte gewoon niet meer op tegen het goede en volgt er wellicht een exit uit het kunstenaarschap. 

Desalniettemin voorspel ik dat autonoom werkende kunstenaars over het algemeen trouw blijven zolang de waarden die hen drijven en de direct gerelateerde voordelen, hoe minimaal ook, de meervoudige vormen van precariteit compenseren. Hierin zit overigens een tendens die breder gaat dan alleen het bestudeerde artistieke beroep, omdat de bohemien-werkethiek doorsijpelt naar andere beroepen, inclusief bijvoorbeeld mijn eigen academische veld. Zelfs grote bedrijven spelen in op het idee van immaterieel inkomen, zo toont het aangehaalde onderzoek naar employability: de taalkundige boodschap van verschillende personeelsadvertenties om net afgestudeerden aan te werven bevat telkens opnieuw de belofte dat werken voor hen gelijk staat aan een kans op zelfexpressie en zelfrealisatie. Een groot salaris volstaat dus niet meer als beloning voor een baan, maar zelfverwezenlijking is ook de immateriële vergoeding waar grote bedrijven op rekenen. Een bohemien-werkethiek lijkt dus ook van toepassing buiten de kunstwereld, aansluitend bij Brave New World of Work van socioloog Ulrich Beck. 

Velen onder ons doen het niet voor het geld, maar dat neemt niet weg dat we allemaal wel een loon naar werken verdienen — ook al worden we systematisch misleid te denken dat we niet meer verdienen.