Nobelprijs medaille
Opiniestuk
15 oktober, 2021

Opinie: En de Nobelprijs gaat naar… mannelijke wetenschappers

Afbeelding: AlphaTangoBravo / Adam Baker via Creative Commons 

Geen enkele vrouw heeft dit jaar een wetenschappelijke Nobelprijs gewonnen. Hoe komt het dat mannen vaker in de prijzen vallen? JA-leden Barbora Wouters en Lynda Grine nemen enkele stellingen onder de loep.

Dit opiniestuk namens de Jonge Academie verscheen in De Standaard op 15 oktober 2021. De volledige tekst lees je hieronder. 

De uitreiking van de Nobelprijzen vormt ieder jaar een uitgelezen kans om grote doorbraken en omwentelingen in de wetenschap en maatschappij te vieren. Maar dit jaar was er een kritische noot: waarom kreeg geen enkele vrouw die wetenschappelijke erkenning? Vorig jaar sleepten twee vrouwen de prijs voor chemie in de wacht. Helaas was dat geen trendbreuk, maar een uitzondering. In totaal zijn er al 600 Nobelprijzen uitgereikt. Daarvan gingen er amper 59 naar vrouwen (26 in de weten­schappelijke categorieën, en 33 voor vrede of literatuur).

Zijn mannen gewoon genialere weten­schappers dan vrouwen en is er dus een oorzakelijk verband? Voor je je dat echt begint af te vragen, geven we graag mee dat landen waarin veel chocolade gegeten wordt, vaker Nobel­prijswinnaars afleveren. Dat schreef de Zwitserse arts Franz H. Messerli in de New England Journal of Medicine. Met zijn ludieke onderzoek wilde hij aantonen dat de relatie tussen oorzaak en gevolg niet overtuigend is. Hoe graag we ook denken in oorzaak-gevolgrelaties, er is in het geval van gender net zo weinig reden om de oorzaak aan het gevolg te linken als in het geval van chocolade. Hoe komt het dan wel dat mannen proportioneel gezien vaker de Nobelprijs winnen?

Dat de Nobelprijs naar individuen gaat, suggereert

Stelling 1: ‘Op termijn zullen meer en meer vrouwen en non-binairen de Nobelprijs winnen, het is een kwestie van tijd.’ Het klopt dat de Nobel­prijzen vaak ontdekkingen vieren van decennia geleden, toen er minder vrouwelijke onderzoekers waren. Ze weerspiegelen dus vaak het vroegere wetenschappelijke landschap. Maar het is fout te veronderstellen dat het genderevenwicht zich vanzelf zal herstellen. Hoewel het aantal vrouwelijke studenten en doctoraatsonderzoekers beduidend toeneemt, stijgen proportioneel gezien minder vrouwen op de academische ladder. Nog steeds worden ze minder vaak professor.

Stelling 2: ‘Vrouwen doen nu eenmaal minder belangrijke ontdekkingen.’ Uitgebreid onderzoek wijst er niet op dat vrouwen minder relevant onderzoek produceren, maar eerder dat ze er minder erkenning voor krijgen. Zo wordt het wetenschappelijk werk van mannen vaker geciteerd, genomineerd en in de spotlights gezet op wetenschappelijke conferenties – wat een maatstaf is voor wetenschappelijke ‘excellentie.’ Dat leidt ertoe dat vrouwelijke onderzoekers vaak in de schaduw blijven staan van hun mannelijke collega’s.

Het mooiste voorbeeld daarvan is wellicht Jocelyn Bell Burnell. Wie? Precies. Ze was een feno­menale sterrenkundige die de eerste pulsars (een soort neutronensterren) ontdekte in 1967. Toch kreeg niet zij de Nobelprijs voor die ontdekking, maar haar (mannelijke) promotoren.

Stelling 3: ‘De Nobelprijzen bekronen nu eenmaal excellentie, daar speelt gender geen rol in.’ Hoe graag we die stelling ook zouden omarmen, ze klopt niet helemaal. Het begrip ‘excel­lentie’ is geen objectief gegeven en de notie van ‘waardevolle ontdekking’ is onvermijdelijk onderhevig aan vooroordelen. Die implicit bias komt voort uit onbewuste associaties om bepaalde eigenschappen aan mannelijkheid of vrouwelijkheid toe te schrijven (stereotypering) en speelt in de wetenschappen vaak in het nadeel van vrouwen. Eigenschappen die we typisch zoeken in een excellente onderzoeker (leiderschap, ambitie, innovatie, intelligentie) stroken meer met wat we doorgaans als ‘mannelijk’ beschouwen. Studies tonen aan dat CV’s en onderzoeksvoorstellen van vrouwen binnen de academische wereld slechter worden beoordeeld dan die van hun (cis-)mannelijke collega’s met een evenwaardig profiel. Zo vallen vrouwen dus sneller uit de boot in hun carrière en krijgen ze minder erken­ning voor hun onderzoek.

De secretaris van de Zweedse Academie voor Wetenschappen, Göran Hansson, is zich bewust van de implicit bias. Zijn team volgde lezingen van sociologen over het onderwerp om hun bewustzijn daarover aan te scherpen­. Toch is er nog werk aan de winkel. In een interview met Agence France Presse stelt Hansson: ‘… er is een maatschappelijke verandering nodig. We hebben een andere attitude nodig tegenover vrouwen in de wetenschap … opdat zij een kans krijgen om deze belangrijke ontdekkingen te doen.’ Zo lijkt hij te suggereren dat die belangrijke ontdekkingen nog niet gebeuren door vrouwelijke onderzoekers. Implicit bias, much?

Stelling 4: ‘(Cis-)mannelijke onderzoekers krijgen meer werk in hun eentje gedaan.’ Dat de Nobelprijs naar individuen gaat, suggereert dat waardevolle ontdekkingen het resultaat zijn van vele eenzame uren. Dat klopt niet: onderzoek gebeurt in teams, vaak vakoverschrijdend en internationaal. Maar de academische setting laat niet steeds toe dat een heel team op het podium verschijnt. De volg­orde van auteurs op de publicatie bepaalt­ vooral wiens naam aan het onderzoek gekoppeld wordt, en ook hier trekken vrouwelijke onderzoekers vaak aan het kortste eind.

Er zijn al veel goede stappen gezet richting meer gendergelijkheid. Alleen in een academische wereld die vrij is van genderbias, zullen de Nobelprijzen een weerspiegeling vormen van de wetenschappelijke wereld en erkennen wie écht allemaal bijgedragen heeft aan een grote wetenschappelijke doorbraak. In die laatste droom gaat de Nobelprijs niet langer naar individuen, maar naar een heel team van wetenschappers. Waardevolle ontdekkingen verdienen erkenning, nu en in de toekomst. En álle onderzoekers verdienen erkenning, voor en achter de schermen.