Niels Hens en familie
Dagboek
11 februari, 2020

Dagboek van een wetenschapper met drie dochters

Half zeven, de wekker gaat af. Mijn wens naar een naïeve ochtend – een ochtend waarop ik rustig kan wakker worden, geen haast, tijd voor een kop koffie, geen mails behandelen en kunnen verder werken aan een paper – wordt abrupt teniet gedaan door mijn jongste dochter van vier: ‘Paaapaaaa, ik ben waaaaaaaakker!’ 

De ochtendlijke ratrace begint. (Naïeve ochtenden blijken sowieso een utopie, tenzij uitzonderlijk op congres of op de trein.) Mijn vrouw en ik hebben een beurtrol om onze drie dochters (van vier, zeven en elf) naar de voorschoolse opvang te brengen, en vandaag is het de beurt aan mijn vrouw. Daardoor zou het me moeten lukken om om acht uur in Diepenbeek te zijn, zodat de geplande videoconference met mijn Italiaanse collega en een collega in Australië op tijd kan plaatshebben. Die timing is vaak geen sinecure, maar door het tijdsverschil van tien uur kunnen we niet anders dan deze vroege planning aanhouden. Ook deze calls doen trouwens vaak mijn naïeve ochtendwens teniet…

Ons onderzoek gaat over contactgedrag in huishoudens, zeg maar: wie maakt contact met wie in het huishouden. Dat gedrag kan ons helpen om de verspreiding van ziekten beter in te schatten. Bij dit onderzoek zijn we tot de vaststelling gekomen dat mannen gemiddeld minder contact maken met hun kinderen dan de partner met hun kinderen. We vermoeden dat een toch nog steeds bestaand klassiek rollenpatroon hiervan de oorzaak is. Tot nog toe is aan dit gedrag weinig aandacht besteed in de wiskundige modellen die aan de basis liggen van conclusies over epidemies, zelfs al lijken epidemische gegevens dit te bevestigen. 

Na een vrij technische discussie met mijn collega’s heb ik nood aan koffie, de gebruikelijke brandstof voor heel wat wetenschappers. Meteen daarna volgt al een vergadering van de selectiecommissie naar aanleiding van een vacature voor bursalen statistiek. Die selectiecommissie bestaat uit niet meer dan drie personen, omdat we zo gemakkelijker kunnen voldoen aan de genderquota. Helaas komt de verantwoordelijkheid desondanks nog altijd grotendeels bij dezelfde vrouwelijke collega’s terecht: onze vakgroep telt nu eenmaal maar twee vrouwen tegenover zestien mannen, maar de waardering van de mannelijke collega’s maakt dat hopelijk gedeeltelijk goed. Om iets voor elf besluiten we de vergadering. Van de 56 kandidaten houden we er acht over die we zullen uitnodigen voor een interview. De meerderheid van de kandidaten met Belgische nationaliteit is vrouw, terwijl voor de buitenlandse kandidaten de meerderheid man is.

Veel tijd om even op adem te komen, is er niet. Ik heb nog maar net mijn kop koffie genomen of de volgende vergadering start al. Dit keer heb ik een afspraak met een van mijn twee Vietnamese doctoraatsstudenten. Ze vertelt me meteen het nieuws: ze is zwanger van haar tweede kindje. Ze is terecht trots en ik ben heel blij voor haar, maar zelf maakt ze zich zorgen over de timing van haar doctoraat. Zal het nog wel haalbaar zijn? Ik wijs haar erop dat er wel wat zaken zijn om rekening mee te houden, maar dat we volop voor de eindfase van het doctoraat gaan en ook ruimte zullen maken in haar planning, zodat ze kan genieten van de komst van haar tweede spruit. Ze is enigszins opgelucht, waarna we haar nieuwe analyseresultaten bespreken. Ze onderzoekt het effect van humorale immuniteit op zuigelingen na kinkhoestvaccinatie bij – o toeval - zwangere vrouwen. 

’s Middags eet ik meestal voor mijn scherm. Niet de ideale combinatie, maar met een agenda boordevol vergaderingen en lesopdrachten is dit het enige moment waarop ik de tijd heb om er even de kranten en Twitter op na te slaan. Ik beschouw mezelf als een bescheiden twitteraar, die weigert mee te gaan in populistische trends.

Papa, waarom moet jij naar een congres?

Dochter van Niel Hens

‘s Namiddags geef ik les aan de wiskundestudenten en volgen er nog een tweetal vergaderingen. Om vier uur twijfel ik even of ik naar huis zou rijden om daar verder te werken of toch op mijn bureau blijf tot vijf uur, zoals ik meestal doe. Ik beslis om toch maar al naar huis te gaan. Ik doe dat de laatste tijd wel vaker, omdat ik dan toch wat meer tijd met de kinderen kan doorbrengen. Tenslotte moet de jongste al om half acht naar bed, en als ik laat thuis kom, zie ik haar nauwelijks.

Mijn vrouw en ik maken er een prioriteit van om zo vaak mogelijk allemaal samen te eten. ’s Avonds is dat niet altijd eenvoudig door de vele hobby’s van de oudere kinderen (basket, tennis, zwemmen, turnen en muziek), maar vandaag lukt het. Tijdens het eten komt er een ietwat moeilijk onderwerp aan bod: ik zou graag naar een congres gaan, maar het duurt een hele week, en dat is niet zo evident voor een gezin met twee werkende ouders en drie kinderen. Terwijl ik samen met mijn vrouw  de planning bespreek, onderbreken de oudste kinderen me met de vraag waarom ik eigenlijk zo nodig naar een congres moet. Ik moet even denken, maar probeer dan toch zo helder mogelijk uit te leggen waarom dit congres zo belangrijk is. Sinds vorig jaar sta ik mezelf toe weer wat meer op congres te gaan,  maar dat gebeurt toch veel minder dan voor de geboorte van mijn tweede dochter. Mijn kinderen verplichten me echt om na te denken of dat reizen wel nodig is en tegenwoordig ga ik meestal enkel in op uitnodigingen. Door met mijn dochters te sparren, doe ik ook aan wetenschapscommunicatie want ik moet hen uitleggen wat ik daar ga doen. Dat is niet altijd eenvoudig. De laatste tijd maakt de oudste dochter zich ook meer en meer zorgen over het klimaat, iets waar ik zelf ook zorgvuldig mee omga en wat bepaalde afwegingen met zich meebrengt. 

Na wat troostende woorden gaan mijn twee jongste kinderen kort na elkaar slapen. De oudste is ondertussen naar de basketbaltraining, en ik profiteer ervan om in de stilte snel nog wat te werken, vooraleer ik haar en haar vriendin ga ophalen. 

Ondertussen is het half elf geworden. Ik klap mijn laptop dicht en neem nog een manuscript mee naar de zetel. Al gauw slaat de vermoeidheid echter toe en morgen heb ik weer een drukke dag voor de boeg. Dan moet ik naar Wilrijk, wat altijd een avontuur is vanwege het grote auto-trein-plooifietsdag-gehalte. Het voordeel is dat ik een naïeve ochtend krijg, het nadeel dat ik maar om zeven uur ’s avonds thuis ben. Als de trein op tijd is tenminste…