Lege schoolstoelen
Opiniestuk
30 juni, 2020

Opinie: Investeer in mensen, niet in toetsen

Als reactie op het voornemen van Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) om werk te maken van “gevalideerde, gestandaardiseerde en genormeerde proeven”, dus centrale toetsen, schreven leden van de Jonge Academie een kritisch opiniestuk. 

Dit opiniestuk werd gepubliceerd in De Standaard op 30 juni 2020 onder de titel 'Te vroeg om een nieuwe toetsfabriek te bouwen' (titel gekozen door de redactie). 

Vandaag is de laatste dag van het meest hygiënische schooljaar ooit. Maar terwijl het grote publiek kennis maakte met het begrip ‘klasbubbels’ om de huidige onderwijscrisis te bestrijden, bedisselden beleidsmakers achter de schermen de implementatie van ‘centrale toetsen’ – een verandering die op langere termijn een ándere onderwijscrisis in de hand kan werken. De zorgvuldige aandacht die werd besteed aan de hygiëne in het klaslokaal, vindt men echter niet terug bij de ontwikkelingen van deze plannen en ook een publiek debat ontbreekt. 

Vorige week donderdag zei Minister van Onderwijs Weyts (NVA) dat zijn departement werk maakt van “de ontwikkeling en afname van gevalideerde, gestandaardiseerde en genormeerde proeven”. Hiermee doelde hij niet op een verdere implementatie van de reeds bestaande PISA of PIRLS testen, maar op de invoering van ‘centrale toetsen’ waar zijn kabinet momenteel aan werkt. In het licht van recente ontwikkelingen in zijn beleidsdomein en van wat ons onderwijs écht nodig heeft, is dit plan bijzonder problematisch. Ten eerste hebben zelfs uitstekend opgestelde toetsen ook nadelen. Ten tweede, zien we niet in hoe centrale examens de grote problemen in het Vlaamse onderwijs zullen oplossen – alle knipperlichten staan op rood, een extra alarmbel toevoegen heeft geen zin. 

De voor- en nadelen van (uitstekende) centrale toetsen

Goed doordachte en uitstekend opgestelde centrale toetsen hebben drie grote voordelen. Ze lijken een prima middel om leerlingen en scholen onderling te vergelijken op uniforme criteria. Ze maken een scheiding der machten mogelijk: leerkrachten begeleiden leerlingen tot aan de deur van het eindexamen, maar niet verder. Bovendien worden centrale toetsen door een team opgesteld, waardoor ze doordachter en meer uitgebalanceerd kunnen zijn dan een individueel opgesteld proefwerk.

Al deze voordelen staan of vallen echter met de kwaliteit van de toetsen – en dus met de tijd en middelen die besteed kunnen worden aan hun ontwikkeling. In Nederland, waar het CITO 50 jaar ervaring heeft met centrale toetsen, werkt een team van 600 ambtenaren en 2000  freelancers aan het waarborgen van de kwaliteit. Kán en wíl de minister in Vlaanderen eenzelfde investering doen? Dit vereist een groot budget, véél groter dan wat er vrijkomt door de financiering voor het Steunpunt Onderwijsonderzoek (SONO) te stoppen. Zonder voldoende investeringen en de juiste infrastructuur om goede toetsen te maken en af te nemen, zijn alle mogelijke voordelen van centrale toetsen miniem, en alle mogelijke nadelen heel groot.

Maar zelfs uitstekend opgestelde centrale toetsen hebben naast voordelen ook stevige bijwerkingen. Een maat wordt al snel een doel op zich, met vaak een vernauwing van het curriculum tot gevolg – het beruchte teaching to the test. Daarnaast kunnen vervolgopleidingen in het hoger onderwijs bepaalde scores eisen, wat aanleiding geeft tot (dure) examentrainingen, waardoor leerlingen van rijke ouders extra voorsprong krijgen. Tot slot kunnen er excessen optreden om de goeie reputatie van de school te behouden: zo sluiten sommige Nederlandse scholen wurgcontracten af, waarbij leerlingen met te zwakke resultaten niet mogen deelnemen aan het centrale examen.

Door deze negatieve bijwerkingen, groeit de internationale weerstand tegen centrale examens. Dit jaar schrapten grote universiteiten in de VS de resultaten van gecentraliseerde toetsen uit hun applicatieprocedure. En zelfs in landen zoals China, die al jaren zweren bij de voordelen van gestandaardiseerde testen, groeit de roep om het systeem drastisch te hervormen.

Vooraleer de Minister investeert in centrale examens, moeten er dus voldoende en afdwingbare waarborgen ingebouwd worden om toekomstig misbruik te voorkomen om te verhinderen dat centrale toetsen de reeds aanwezige ongelijkheid in ons onderwijs vergroten in plaats van verkleinen.  De diversiteit in ons hoger onderwijs is nu al niet representatief voor de algemene bevolking. Nóg meer potentieel talent mislopen is nefast voor onze kenniseconomie.

Geen extra alarm, maar investeringen nodig

Stel dat gewaarborgd wordt dat een groot budget beschikbaar is, alle toetsen excellent opgesteld zullen zijn de gegarandeerd wordt dat de negatieve  bijwerkingen niet zullen optreden, dan nóg rijst de vraag waaróm Minister Weyts überhaupt zou investeren in centrale examens. Wat zijn centrale toetsen méér dan een extra indicator dat het hoog tijd is om écht te investeren in onderwijs?

Er zijn reeds diverse indicatoren voor onderwijs – én die staan allemaal al op rood. Denk maar aan Vlaanderen als kampioen in schoolvertraging (zittenblijven), als winnaar van de “gouden medaille grootste onderwijskloof van Europa” tussen kinderen mét en zonder migratieachtergrond, aan de 20% leerlingen die het middelbaar onderwijs zónder diploma verlaten in onze grootsteden, aan de daling in algemene scores op PISA-testen, aan het nijpend lerarentekort (vooral voor Frans en Wiskunde), aan de vele leerkrachten die ondanks groot enthousiasme het onderwijs uitgeblust verlaten… Hoe gaat die grote investering in meer indicatoren – zoals de centrale examens – deze problemen oplossen? 

Het argument dat scholen met een ondermaats resultaat op de centrale examens een begeleidingstraject zullen krijgen, is ‘too late’ en wellicht ook ‘too little’, want waar zal de Minister dat geld vandaan halen ná de invoering van die (jaarlijks te updaten) testen? Waarom het voorziene budget nú al niet investeren in scholen die – volgens de huidige indicatoren – hulp en middelen kunnen gebruiken in termen van betere infrastructuur, kleinere klassen, meer ervaren leerkrachten, subsidies voor differentiëren? Indien het de bedoeling is om scholen te helpen om de uitdagingen van ons huidig onderwijs te overwinnen, moeten we daar nu meteen mee beginnen. Investeer in meer, en in meer ervaren leerkrachten, vooral in scholen met extra moeilijkheden. Zorg ervoor dat goede studenten opnieuw leerkracht willen worden en dat gemotiveerde leerkrachten in het onderwijs willen en kunnen blijven. Verklaar onder andere leerkracht wiskunde en Frans tot knelpuntberoep, met de bijbehorende stimulansen, en ontdoe het leerkrachtenberoep van onnodige drempels gebaseerd op sociale afkomst. Investeer in warme en inclusieve scholen waarin álle studenten zich erkend en gewaardeerd voelen zodanig dat ze – ongeacht hun sociale en culturele afkomst – optimaal kunnen presteren. Sommige oplossingen kunnen sneller renderen, andere misschien pas na tien jaar. In die periode is monitoring nuttig, maar de weg naar de oplossing moet éérst worden ingezet. 

Kortom, de invoering van centrale examens zal de problemen in het Vlaamse onderwijs niet oplossen. En de vraag is nog maar óf de centrale examens aan de strenge kwaliteitsvereisten zullen voldoen gezien de beperkt beschikbare middelen. Slechte toetsen zijn kwalijker dan geen toetsen en zelfs bij uitstekende toetsen zijn de mogelijke nadelen groot.

Sterk onderwijs begint bij bekwame leerkrachten die goed omkaderd en gewaardeerd worden en bij een schoolcultuur die leerlingen in al hun facetten waardeert en laat ontplooien. Een beleid dat hierop inzet, is wellicht minder mediageniek dan de invoering van een grootschalige, nieuwe toetsfabriek, maar het is wel dé oplossing die duurzaam onze samenleving zal versterken.

 

Deze tekst kwam tot stand als samenwerking van verschillende JA-leden: Orhan Agirdag, Nicolas Baeyens, Rose Bruffaerts, Lars De Laet, Jozefien De Leersnyder, Bert De Smedt, Tine Destrooper, Marjan Doom, Lendert Gelens, Vincent Ginis, Joke Goris ,Lynda Grine, Kristien Hens, Lodewijk Heylen, Damya Laoui, Silvana Mandolessi, Michelle Plusquin, Magaly Rodriguez Garcia, Bram Spruyt, Beatrijs Vanacker, Laura Vandenbosch, Christophe Vandeviver, Birgit Van Puymbroeck, Bart Vermang, Sofie Verbrugge, Nele Witters, Sylvia Wenmackers en Nele Wynants.